NL.png recapituleren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • recapituleren

O.t.t. (Present)

  • recapituleerde
  • recapituleerde
  • recapituleerde
  • recapituleerde
  • recapituleerden
  • recapituleerden
  • recapituleerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal recapituleren
  • zult recapituleren
  • zal recapituleren
  • zult recapituleren
  • zult recapituleren
  • zullen recapituleren
  • zullen recapituleren

O.t.t.t. (Future)

  • had gerecapituleerd
  • had gerecapituleerd
  • had gerecapituleerd
  • had gerecapituleerd
  • hadden gerecapituleerd
  • hadden gerecapituleerd
  • hadden gerecapituleerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gerecapituleerd
  • hebt gerecapituleerd
  • heeft gerecapituleerd
  • hebt gerecapituleerd
  • hebben gerecapituleerd
  • hebben gerecapituleerd
  • hebben gerecapituleerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gerecapituleerd hebben
  • zult gerecapituleerd hebben
  • zal gerecapituleerd hebben
  • zult gerecapituleerd hebben
  • zult gerecapituleerd hebben
  • zullen gerecapituleerd hebben
  • zullen gerecapituleerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gerecapituleerd hebben
  • zou gerecapituleerd hebben
  • zou gerecapituleerd hebben
  • zou gerecapituleerd hebben
  • zouden gerecapituleerd hebben
  • zouden gerecapituleerd hebben
  • zouden gerecapituleerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gerecapituleerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gerecapituleerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gerecapituleerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gerecapituleerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gerecapituleerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gerecapituleerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gerecapituleerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gerecapituleerd zijn
  •