NL.png rantsoeneren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • rantsoeneren

O.t.t. (Present)

  • rantsoeneerde
  • rantsoeneerde
  • rantsoeneerde
  • rantsoeneerde
  • rantsoeneerden
  • rantsoeneerden
  • rantsoeneerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal rantsoeneren
  • zult rantsoeneren
  • zal rantsoeneren
  • zult rantsoeneren
  • zult rantsoeneren
  • zullen rantsoeneren
  • zullen rantsoeneren

O.t.t.t. (Future)

  • had gerantsoeneerd
  • had gerantsoeneerd
  • had gerantsoeneerd
  • had gerantsoeneerd
  • hadden gerantsoeneerd
  • hadden gerantsoeneerd
  • hadden gerantsoeneerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gerantsoeneerd
  • hebt gerantsoeneerd
  • heeft gerantsoeneerd
  • hebt gerantsoeneerd
  • hebben gerantsoeneerd
  • hebben gerantsoeneerd
  • hebben gerantsoeneerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gerantsoeneerd hebben
  • zult gerantsoeneerd hebben
  • zal gerantsoeneerd hebben
  • zult gerantsoeneerd hebben
  • zult gerantsoeneerd hebben
  • zullen gerantsoeneerd hebben
  • zullen gerantsoeneerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gerantsoeneerd hebben
  • zou gerantsoeneerd hebben
  • zou gerantsoeneerd hebben
  • zou gerantsoeneerd hebben
  • zouden gerantsoeneerd hebben
  • zouden gerantsoeneerd hebben
  • zouden gerantsoeneerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gerantsoeneerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gerantsoeneerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gerantsoeneerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gerantsoeneerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gerantsoeneerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gerantsoeneerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gerantsoeneerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gerantsoeneerd zijn
  •