INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- projecteerde
- projecteerde
- projecteerde
- projecteerde
- projecteerden
- projecteerden
- projecteerden
O.v.t. (Past)
- zal projecteren
- zult projecteren
- zal projecteren
- zult projecteren
- zult projecteren
- zullen projecteren
- zullen projecteren
O.t.t.t. (Future)
- had geprojecteerd
- had geprojecteerd
- had geprojecteerd
- had geprojecteerd
- hadden geprojecteerd
- hadden geprojecteerd
- hadden geprojecteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geprojecteerd
- hebt geprojecteerd
- heeft geprojecteerd
- hebt geprojecteerd
- hebben geprojecteerd
- hebben geprojecteerd
- hebben geprojecteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geprojecteerd hebben
- zult geprojecteerd hebben
- zal geprojecteerd hebben
- zult geprojecteerd hebben
- zult geprojecteerd hebben
- zullen geprojecteerd hebben
- zullen geprojecteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geprojecteerd hebben
- zou geprojecteerd hebben
- zou geprojecteerd hebben
- zou geprojecteerd hebben
- zouden geprojecteerd hebben
- zouden geprojecteerd hebben
- zouden geprojecteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen geprojecteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden geprojecteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zullen geprojecteerd zijn
-
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zouden geprojecteerd zijn
-