NL.png posten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • posten

O.t.t. (Present)

  • postte
  • postte
  • postte
  • postte
  • postten
  • postten
  • postten
 

O.v.t. (Past)

  • zal posten
  • zult posten
  • zal posten
  • zult posten
  • zult posten
  • zullen posten
  • zullen posten

O.t.t.t. (Future)

  • had gepost
  • had gepost
  • had gepost
  • had gepost
  • hadden gepost
  • hadden gepost
  • hadden gepost
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gepost
  • hebt gepost
  • heeft gepost
  • hebt gepost
  • hebben gepost
  • hebben gepost
  • hebben gepost

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gepost hebben
  • zult gepost hebben
  • zal gepost hebben
  • zult gepost hebben
  • zult gepost hebben
  • zullen gepost hebben
  • zullen gepost hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gepost hebben
  • zou gepost hebben
  • zou gepost hebben
  • zou gepost hebben
  • zouden gepost hebben
  • zouden gepost hebben
  • zouden gepost hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gepost
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gepost
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gepost worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gepost worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gepost
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gepost
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gepost zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gepost zijn
  •