NL.png porren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • porren

O.t.t. (Present)

  • porde
  • porde
  • porde
  • porde
  • porden
  • porden
  • porden
 

O.v.t. (Past)

  • zal porren
  • zult porren
  • zal porren
  • zult porren
  • zult porren
  • zullen porren
  • zullen porren

O.t.t.t. (Future)

  • had gepord
  • had gepord
  • had gepord
  • had gepord
  • hadden gepord
  • hadden gepord
  • hadden gepord
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gepord
  • hebt gepord
  • heeft gepord
  • hebt gepord
  • hebben gepord
  • hebben gepord
  • hebben gepord

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gepord hebben
  • zult gepord hebben
  • zal gepord hebben
  • zult gepord hebben
  • zult gepord hebben
  • zullen gepord hebben
  • zullen gepord hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gepord hebben
  • zou gepord hebben
  • zou gepord hebben
  • zou gepord hebben
  • zouden gepord hebben
  • zouden gepord hebben
  • zouden gepord hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gepord
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gepord
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gepord worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gepord worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gepord
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gepord
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gepord zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gepord zijn
  •