NL.png plagen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • plagen

O.t.t. (Present)

  • plaagde
  • plaagde
  • plaagde
  • plaagde
  • plaagden
  • plaagden
  • plaagden
 

O.v.t. (Past)

  • zal plagen
  • zult plagen
  • zal plagen
  • zult plagen
  • zult plagen
  • zullen plagen
  • zullen plagen

O.t.t.t. (Future)

  • had geplaagd
  • had geplaagd
  • had geplaagd
  • had geplaagd
  • hadden geplaagd
  • hadden geplaagd
  • hadden geplaagd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geplaagd
  • hebt geplaagd
  • heeft geplaagd
  • hebt geplaagd
  • hebben geplaagd
  • hebben geplaagd
  • hebben geplaagd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geplaagd hebben
  • zult geplaagd hebben
  • zal geplaagd hebben
  • zult geplaagd hebben
  • zult geplaagd hebben
  • zullen geplaagd hebben
  • zullen geplaagd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geplaagd hebben
  • zou geplaagd hebben
  • zou geplaagd hebben
  • zou geplaagd hebben
  • zouden geplaagd hebben
  • zouden geplaagd hebben
  • zouden geplaagd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geplaagd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geplaagd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geplaagd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geplaagd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geplaagd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geplaagd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geplaagd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geplaagd zijn
  •