NL.png pijnigen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • pijnigen

O.t.t. (Present)

  • pijnigde
  • pijnigde
  • pijnigde
  • pijnigde
  • pijnigden
  • pijnigden
  • pijnigden
 

O.v.t. (Past)

  • zal pijnigen
  • zult pijnigen
  • zal pijnigen
  • zult pijnigen
  • zult pijnigen
  • zullen pijnigen
  • zullen pijnigen

O.t.t.t. (Future)

  • had gepijnigd
  • had gepijnigd
  • had gepijnigd
  • had gepijnigd
  • hadden gepijnigd
  • hadden gepijnigd
  • hadden gepijnigd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gepijnigd
  • hebt gepijnigd
  • heeft gepijnigd
  • hebt gepijnigd
  • hebben gepijnigd
  • hebben gepijnigd
  • hebben gepijnigd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gepijnigd hebben
  • zult gepijnigd hebben
  • zal gepijnigd hebben
  • zult gepijnigd hebben
  • zult gepijnigd hebben
  • zullen gepijnigd hebben
  • zullen gepijnigd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gepijnigd hebben
  • zou gepijnigd hebben
  • zou gepijnigd hebben
  • zou gepijnigd hebben
  • zouden gepijnigd hebben
  • zouden gepijnigd hebben
  • zouden gepijnigd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gepijnigd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gepijnigd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gepijnigd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gepijnigd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gepijnigd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gepijnigd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gepijnigd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gepijnigd zijn
  •