NL.png overweldigen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • overweldigen

O.t.t. (Present)

  • overweldigde
  • overweldigde
  • overweldigde
  • overweldigde
  • overweldigden
  • overweldigden
  • overweldigden
 

O.v.t. (Past)

  • zal overweldigen
  • zult overweldigen
  • zal overweldigen
  • zult overweldigen
  • zult overweldigen
  • zullen overweldigen
  • zullen overweldigen

O.t.t.t. (Future)

  • had overweldigd
  • had overweldigd
  • had overweldigd
  • had overweldigd
  • hadden overweldigd
  • hadden overweldigd
  • hadden overweldigd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb overweldigd
  • hebt overweldigd
  • heeft overweldigd
  • hebt overweldigd
  • hebben overweldigd
  • hebben overweldigd
  • hebben overweldigd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal overweldigd hebben
  • zult overweldigd hebben
  • zal overweldigd hebben
  • zult overweldigd hebben
  • zult overweldigd hebben
  • zullen overweldigd hebben
  • zullen overweldigd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou overweldigd hebben
  • zou overweldigd hebben
  • zou overweldigd hebben
  • zou overweldigd hebben
  • zouden overweldigd hebben
  • zouden overweldigd hebben
  • zouden overweldigd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden overweldigd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden overweldigd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen overweldigd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden overweldigd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn overweldigd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was overweldigd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen overweldigd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden overweldigd zijn
  •