INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• overschrijden

O.t.t. (Present)

• overschreed
• overschreed
• overschreed
• overschreed
• overschreden
• overschreden
• overschreden

O.v.t. (Past)

• zal overschrijden
• zult overschrijden
• zal overschrijden
• zult overschrijden
• zult overschrijden
• zullen overschrijden
• zullen overschrijden

O.t.t.t. (Future)

• had overschreden
• had overschreden
• had overschreden
• had overschreden
• hadden overschreden
• hadden overschreden
• hadden overschreden

O.v.t.t. (Condicional)

• heb overschreden
• hebt overschreden
• heeft overschreden
• hebt overschreden
• hebben overschreden
• hebben overschreden
• hebben overschreden

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal overschreden hebben
• zult overschreden hebben
• zal overschreden hebben
• zult overschreden hebben
• zult overschreden hebben
• zullen overschreden hebben
• zullen overschreden hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou overschreden hebben
• zou overschreden hebben
• zou overschreden hebben
• zou overschreden hebben
• zouden overschreden hebben
• zouden overschreden hebben
• zouden overschreden hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden overschreden
•  

O.v.t. (Past)

• worden overschreden
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen overschreden worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden overschreden worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn overschreden
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was overschreden
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen overschreden zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden overschreden zijn
•