NL.png overdrijven

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • overdrijven

O.t.t. (Present)

  • overdreef
  • overdreef
  • overdreef
  • overdreef
  • overdreven
  • overdreven
  • overdreven
 

O.v.t. (Past)

  • zal overdrijven
  • zult overdrijven
  • zal overdrijven
  • zult overdrijven
  • zult overdrijven
  • zullen overdrijven
  • zullen overdrijven

O.t.t.t. (Future)

  • had overdreven
  • had overdreven
  • had overdreven
  • had overdreven
  • hadden overdreven
  • hadden overdreven
  • hadden overdreven
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb overdreven
  • hebt overdreven
  • heeft overdreven
  • hebt overdreven
  • hebben overdreven
  • hebben overdreven
  • hebben overdreven

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal overdreven hebben
  • zult overdreven hebben
  • zal overdreven hebben
  • zult overdreven hebben
  • zult overdreven hebben
  • zullen overdreven hebben
  • zullen overdreven hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou overdreven hebben
  • zou overdreven hebben
  • zou overdreven hebben
  • zou overdreven hebben
  • zouden overdreven hebben
  • zouden overdreven hebben
  • zouden overdreven hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden overdreven
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden overdreven
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen overdreven worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden overdreven worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn overdreven
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was overdreven
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen overdreven zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden overdreven zijn
  •