NL.png orkestreren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • orkestreren

O.t.t. (Present)

  • orkestreerde
  • orkestreerde
  • orkestreerde
  • orkestreerde
  • orkestreerden
  • orkestreerden
  • orkestreerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal orkestreren
  • zult orkestreren
  • zal orkestreren
  • zult orkestreren
  • zult orkestreren
  • zullen orkestreren
  • zullen orkestreren

O.t.t.t. (Future)

  • had georkestreerd
  • had georkestreerd
  • had georkestreerd
  • had georkestreerd
  • hadden georkestreerd
  • hadden georkestreerd
  • hadden georkestreerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb georkestreerd
  • hebt georkestreerd
  • heeft georkestreerd
  • hebt georkestreerd
  • hebben georkestreerd
  • hebben georkestreerd
  • hebben georkestreerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal georkestreerd hebben
  • zult georkestreerd hebben
  • zal georkestreerd hebben
  • zult georkestreerd hebben
  • zult georkestreerd hebben
  • zullen georkestreerd hebben
  • zullen georkestreerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou georkestreerd hebben
  • zou georkestreerd hebben
  • zou georkestreerd hebben
  • zou georkestreerd hebben
  • zouden georkestreerd hebben
  • zouden georkestreerd hebben
  • zouden georkestreerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden georkestreerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden georkestreerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen georkestreerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden georkestreerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn georkestreerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was georkestreerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen georkestreerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden georkestreerd zijn
  •