INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- onthoofdde
- onthoofdde
- onthoofdde
- onthoofdde
- onthoofdden
- onthoofdden
- onthoofdden
O.v.t. (Past)
- zal onthoofden
- zult onthoofden
- zal onthoofden
- zult onthoofden
- zult onthoofden
- zullen onthoofden
- zullen onthoofden
O.t.t.t. (Future)
- had onthoofd
- had onthoofd
- had onthoofd
- had onthoofd
- hadden onthoofd
- hadden onthoofd
- hadden onthoofd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb onthoofd
- hebt onthoofd
- heeft onthoofd
- hebt onthoofd
- hebben onthoofd
- hebben onthoofd
- hebben onthoofd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal onthoofd hebben
- zult onthoofd hebben
- zal onthoofd hebben
- zult onthoofd hebben
- zult onthoofd hebben
- zullen onthoofd hebben
- zullen onthoofd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou onthoofd hebben
- zou onthoofd hebben
- zou onthoofd hebben
- zou onthoofd hebben
- zouden onthoofd hebben
- zouden onthoofd hebben
- zouden onthoofd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)