NL.png neutraliseren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • neutraliseren

O.t.t. (Present)

  • neutraliseerde
  • neutraliseerde
  • neutraliseerde
  • neutraliseerde
  • neutraliseerden
  • neutraliseerden
  • neutraliseerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal neutraliseren
  • zult neutraliseren
  • zal neutraliseren
  • zult neutraliseren
  • zult neutraliseren
  • zullen neutraliseren
  • zullen neutraliseren

O.t.t.t. (Future)

  • had geneutraliseerd
  • had geneutraliseerd
  • had geneutraliseerd
  • had geneutraliseerd
  • hadden geneutraliseerd
  • hadden geneutraliseerd
  • hadden geneutraliseerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geneutraliseerd
  • hebt geneutraliseerd
  • heeft geneutraliseerd
  • hebt geneutraliseerd
  • hebben geneutraliseerd
  • hebben geneutraliseerd
  • hebben geneutraliseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geneutraliseerd hebben
  • zult geneutraliseerd hebben
  • zal geneutraliseerd hebben
  • zult geneutraliseerd hebben
  • zult geneutraliseerd hebben
  • zullen geneutraliseerd hebben
  • zullen geneutraliseerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geneutraliseerd hebben
  • zou geneutraliseerd hebben
  • zou geneutraliseerd hebben
  • zou geneutraliseerd hebben
  • zouden geneutraliseerd hebben
  • zouden geneutraliseerd hebben
  • zouden geneutraliseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geneutraliseerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geneutraliseerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geneutraliseerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geneutraliseerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geneutraliseerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geneutraliseerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geneutraliseerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geneutraliseerd zijn
  •