INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- bootste na
- bootste na
- bootste na
- bootste na
- bootsten na
- bootsten na
- bootsten na
O.v.t. (Past)
- zal nabootsen
- zult nabootsen
- zal nabootsen
- zult nabootsen
- zult nabootsen
- zullen nabootsen
- zullen nabootsen
O.t.t.t. (Future)
- had nagebootst
- had nagebootst
- had nagebootst
- had nagebootst
- hadden nagebootst
- hadden nagebootst
- hadden nagebootst
O.v.t.t. (Condicional)
- heb nagebootst
- hebt nagebootst
- heeft nagebootst
- hebt nagebootst
- hebben nagebootst
- hebben nagebootst
- hebben nagebootst
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal nagebootst hebben
- zult nagebootst hebben
- zal nagebootst hebben
- zult nagebootst hebben
- zult nagebootst hebben
- zullen nagebootst hebben
- zullen nagebootst hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou nagebootst hebben
- zou nagebootst hebben
- zou nagebootst hebben
- zou nagebootst hebben
- zouden nagebootst hebben
- zouden nagebootst hebben
- zouden nagebootst hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)