NL.png motiveren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • motiveren

O.t.t. (Present)

  • motiveerde
  • motiveerde
  • motiveerde
  • motiveerde
  • motiveerden
  • motiveerden
  • motiveerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal motiveren
  • zult motiveren
  • zal motiveren
  • zult motiveren
  • zult motiveren
  • zullen motiveren
  • zullen motiveren

O.t.t.t. (Future)

  • had gemotiveerd
  • had gemotiveerd
  • had gemotiveerd
  • had gemotiveerd
  • hadden gemotiveerd
  • hadden gemotiveerd
  • hadden gemotiveerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemotiveerd
  • hebt gemotiveerd
  • heeft gemotiveerd
  • hebt gemotiveerd
  • hebben gemotiveerd
  • hebben gemotiveerd
  • hebben gemotiveerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemotiveerd hebben
  • zult gemotiveerd hebben
  • zal gemotiveerd hebben
  • zult gemotiveerd hebben
  • zult gemotiveerd hebben
  • zullen gemotiveerd hebben
  • zullen gemotiveerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemotiveerd hebben
  • zou gemotiveerd hebben
  • zou gemotiveerd hebben
  • zou gemotiveerd hebben
  • zouden gemotiveerd hebben
  • zouden gemotiveerd hebben
  • zouden gemotiveerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemotiveerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemotiveerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemotiveerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemotiveerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemotiveerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemotiveerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemotiveerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemotiveerd zijn
  •