INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• herwinnen

O.t.t. (Present)

• herwon
• herwon
• herwon
• herwon
• herwonnen
• herwonnen
• herwonnen

O.v.t. (Past)

• zal herwinnen
• zult herwinnen
• zal herwinnen
• zult herwinnen
• zult herwinnen
• zullen herwinnen
• zullen herwinnen

O.t.t.t. (Future)

• had herwonnen
• had herwonnen
• had herwonnen
• had herwonnen
• hadden herwonnen
• hadden herwonnen
• hadden herwonnen

O.v.t.t. (Condicional)

• heb herwonnen
• hebt herwonnen
• heeft herwonnen
• hebt herwonnen
• hebben herwonnen
• hebben herwonnen
• hebben herwonnen

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal herwonnen hebben
• zult herwonnen hebben
• zal herwonnen hebben
• zult herwonnen hebben
• zult herwonnen hebben
• zullen herwonnen hebben
• zullen herwonnen hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou herwonnen hebben
• zou herwonnen hebben
• zou herwonnen hebben
• zou herwonnen hebben
• zouden herwonnen hebben
• zouden herwonnen hebben
• zouden herwonnen hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden herwonnen
•  

O.v.t. (Past)

• worden herwonnen
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen herwonnen worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden herwonnen worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn herwonnen
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was herwonnen
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen herwonnen zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden herwonnen zijn
•