INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• herschikken

O.t.t. (Present)

• herschikte
• herschikte
• herschikte
• herschikte
• herschikten
• herschikten
• herschikten

O.v.t. (Past)

• zal herschikken
• zult herschikken
• zal herschikken
• zult herschikken
• zult herschikken
• zullen herschikken
• zullen herschikken

O.t.t.t. (Future)

• had herschikt
• had herschikt
• had herschikt
• had herschikt
• hadden herschikt
• hadden herschikt
• hadden herschikt

O.v.t.t. (Condicional)

• heb herschikt
• hebt herschikt
• heeft herschikt
• hebt herschikt
• hebben herschikt
• hebben herschikt
• hebben herschikt

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal herschikt hebben
• zult herschikt hebben
• zal herschikt hebben
• zult herschikt hebben
• zult herschikt hebben
• zullen herschikt hebben
• zullen herschikt hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou herschikt hebben
• zou herschikt hebben
• zou herschikt hebben
• zou herschikt hebben
• zouden herschikt hebben
• zouden herschikt hebben
• zouden herschikt hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden herschikt
•  

O.v.t. (Past)

• worden herschikt
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen herschikt worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden herschikt worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn herschikt
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was herschikt
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen herschikt zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden herschikt zijn
•