INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• hallucineren

O.t.t. (Present)

• hallucineerde
• hallucineerde
• hallucineerde
• hallucineerde
• hallucineerden
• hallucineerden
• hallucineerden

O.v.t. (Past)

• zal hallucineren
• zult hallucineren
• zal hallucineren
• zult hallucineren
• zult hallucineren
• zullen hallucineren
• zullen hallucineren

O.t.t.t. (Future)

• had gehallucineerd
• had gehallucineerd
• had gehallucineerd
• had gehallucineerd
• hadden gehallucineerd
• hadden gehallucineerd
• hadden gehallucineerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gehallucineerd
• hebt gehallucineerd
• heeft gehallucineerd
• hebt gehallucineerd
• hebben gehallucineerd
• hebben gehallucineerd
• hebben gehallucineerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gehallucineerd hebben
• zult gehallucineerd hebben
• zal gehallucineerd hebben
• zult gehallucineerd hebben
• zult gehallucineerd hebben
• zullen gehallucineerd hebben
• zullen gehallucineerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gehallucineerd hebben
• zou gehallucineerd hebben
• zou gehallucineerd hebben
• zou gehallucineerd hebben
• zouden gehallucineerd hebben
• zouden gehallucineerd hebben
• zouden gehallucineerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden gehallucineerd
•  

O.v.t. (Past)

• worden gehallucineerd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen gehallucineerd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden gehallucineerd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn gehallucineerd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was gehallucineerd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen gehallucineerd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden gehallucineerd zijn
•