NL.png doordrenken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • doordrenken

O.t.t. (Present)

  • doordrenkte
  • doordrenkte
  • doordrenkte
  • doordrenkte
  • doordrenkten
  • doordrenkten
  • doordrenkten
 

O.v.t. (Past)

  • zal doordrenken
  • zult doordrenken
  • zal doordrenken
  • zult doordrenken
  • zult doordrenken
  • zullen doordrenken
  • zullen doordrenken

O.t.t.t. (Future)

  • had doordrenkt
  • had doordrenkt
  • had doordrenkt
  • had doordrenkt
  • hadden doordrenkt
  • hadden doordrenkt
  • hadden doordrenkt
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb doordrenkt
  • hebt doordrenkt
  • heeft doordrenkt
  • hebt doordrenkt
  • hebben doordrenkt
  • hebben doordrenkt
  • hebben doordrenkt

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal doordrenkt hebben
  • zult doordrenkt hebben
  • zal doordrenkt hebben
  • zult doordrenkt hebben
  • zult doordrenkt hebben
  • zullen doordrenkt hebben
  • zullen doordrenkt hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou doordrenkt hebben
  • zou doordrenkt hebben
  • zou doordrenkt hebben
  • zou doordrenkt hebben
  • zouden doordrenkt hebben
  • zouden doordrenkt hebben
  • zouden doordrenkt hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden doordrenkt
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden doordrenkt
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen doordrenkt worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden doordrenkt worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn doordrenkt
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was doordrenkt
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen doordrenkt zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden doordrenkt zijn
  •