NL.png boren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • boren

O.t.t. (Present)

  • boorde
  • boorde
  • boorde
  • boorde
  • boorden
  • boorden
  • boorden
 

O.v.t. (Past)

  • zal boren
  • zult boren
  • zal boren
  • zult boren
  • zult boren
  • zullen boren
  • zullen boren

O.t.t.t. (Future)

  • had geboord
  • had geboord
  • had geboord
  • had geboord
  • hadden geboord
  • hadden geboord
  • hadden geboord
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geboord
  • hebt geboord
  • heeft geboord
  • hebt geboord
  • hebben geboord
  • hebben geboord
  • hebben geboord

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geboord hebben
  • zult geboord hebben
  • zal geboord hebben
  • zult geboord hebben
  • zult geboord hebben
  • zullen geboord hebben
  • zullen geboord hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geboord hebben
  • zou geboord hebben
  • zou geboord hebben
  • zou geboord hebben
  • zouden geboord hebben
  • zouden geboord hebben
  • zouden geboord hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geboord
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geboord
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geboord worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geboord worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geboord
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geboord
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geboord zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geboord zijn
  •