NL.png bombarderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bombarderen

O.t.t. (Present)

  • bombardeerde
  • bombardeerde
  • bombardeerde
  • bombardeerde
  • bombardeerden
  • bombardeerden
  • bombardeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal bombarderen
  • zult bombarderen
  • zal bombarderen
  • zult bombarderen
  • zult bombarderen
  • zullen bombarderen
  • zullen bombarderen

O.t.t.t. (Future)

  • had gebombardeerd
  • had gebombardeerd
  • had gebombardeerd
  • had gebombardeerd
  • hadden gebombardeerd
  • hadden gebombardeerd
  • hadden gebombardeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gebombardeerd
  • hebt gebombardeerd
  • heeft gebombardeerd
  • hebt gebombardeerd
  • hebben gebombardeerd
  • hebben gebombardeerd
  • hebben gebombardeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gebombardeerd hebben
  • zult gebombardeerd hebben
  • zal gebombardeerd hebben
  • zult gebombardeerd hebben
  • zult gebombardeerd hebben
  • zullen gebombardeerd hebben
  • zullen gebombardeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gebombardeerd hebben
  • zou gebombardeerd hebben
  • zou gebombardeerd hebben
  • zou gebombardeerd hebben
  • zouden gebombardeerd hebben
  • zouden gebombardeerd hebben
  • zouden gebombardeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gebombardeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gebombardeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gebombardeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gebombardeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gebombardeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gebombardeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gebombardeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gebombardeerd zijn
  •