NL.png boksen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • boksen

O.t.t. (Present)

  • bokste
  • bokste
  • bokste
  • bokste
  • boksten
  • boksten
  • boksten
 

O.v.t. (Past)

  • zal boksen
  • zult boksen
  • zal boksen
  • zult boksen
  • zult boksen
  • zullen boksen
  • zullen boksen

O.t.t.t. (Future)

  • had gebokst
  • had gebokst
  • had gebokst
  • had gebokst
  • hadden gebokst
  • hadden gebokst
  • hadden gebokst
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gebokst
  • hebt gebokst
  • heeft geboks
  • hebt gebokst
  • hebben gebokst
  • hebben gebokst
  • hebben gebokst

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gebokst hebben
  • zult gebokst hebben
  • zal gebokst hebben
  • zult gebokst hebben
  • zult gebokst hebben
  • zullen gebokst hebben
  • zullen gebokst hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gebokst hebben
  • zou gebokst hebben
  • zou gebokst hebben
  • zou gebokst hebben
  • zouden gebokst hebben
  • zouden gebokst hebben
  • zouden gebokst hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gebokst
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gebokst
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gebokst worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gebokst worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gebokst
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gebokst
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gebokst zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gebokst zijn
  •