INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- boerde
- boerde
- boerde
- boerde
- boerden
- boerden
- boerden
O.v.t. (Past)
- zal boeren
- zult boeren
- zal boeren
- zult boeren
- zult boeren
- zullen boeren
- zullen boeren
O.t.t.t. (Future)
- had geboerd
- had geboerd
- had geboerd
- had geboerd
- hadden geboerd
- hadden geboerd
- hadden geboerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb geboerd
- hebt geboerd
- heeft geboerd
- hebt geboerd
- hebben geboerd
- hebben geboerd
- hebben geboerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal geboerd hebben
- zult geboerd hebben
- zal geboerd hebben
- zult geboerd hebben
- zult geboerd hebben
- zullen geboerd hebben
- zullen geboerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou geboerd hebben
- zou geboerd hebben
- zou geboerd hebben
- zou geboerd hebben
- zouden geboerd hebben
- zouden geboerd hebben
- zouden geboerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)