NL.png boeien

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • boeien

O.t.t. (Present)

  • boeide
  • boeide
  • boeide
  • boeide
  • boeiden
  • boeiden
  • boeiden
 

O.v.t. (Past)

  • zal boeien
  • zult boeien
  • zal boeien
  • zult boeien
  • zult boeien
  • zullen boeien
  • zullen boeien

O.t.t.t. (Future)

  • had geboeid
  • had geboeid
  • had geboeid
  • had geboeid
  • hadden geboeid
  • hadden geboeid
  • hadden geboeid
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geboeid
  • hebt geboeid
  • heeft geboeid
  • hebt geboeid
  • hebben geboeid
  • hebben geboeid
  • hebben geboeid

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geboeid hebben
  • zult geboeid hebben
  • zal geboeid hebben
  • zult geboeid hebben
  • zult geboeid hebben
  • zullen geboeid hebben
  • zullen geboeid hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geboeid hebben
  • zou geboeid hebben
  • zou geboeid hebben
  • zou geboeid hebben
  • zouden geboeid hebben
  • zouden geboeid hebben
  • zouden geboeid hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geboeid
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geboeid
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geboeid worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geboeid worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geboeid
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geboeid
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geboeid zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geboeid zijn
  •