INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- betegelde
- betegelde
- betegelde
- betegelde
- betegelden
- betegelden
- betegelden
O.v.t. (Past)
- zal betegelen
- zult betegelen
- zal betegelen
- zult betegelen
- zult betegelen
- zullen betegelen
- zullen betegelen
O.t.t.t. (Future)
- had betegeld
- had betegeld
- had betegeld
- had betegeld
- hadden betegeld
- hadden betegeld
- hadden betegeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb betegeld
- hebt betegeld
- heeft betegeld
- hebt betegeld
- hebben betegeld
- hebben betegeld
- hebben betegeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal betegeld hebben
- zult betegeld hebben
- zal betegeld hebben
- zult betegeld hebben
- zult betegeld hebben
- zullen betegeld hebben
- zullen betegeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou betegeld hebben
- zou betegeld hebben
- zou betegeld hebben
- zou betegeld hebben
- zouden betegeld hebben
- zouden betegeld hebben
- zouden betegeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)