INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• bestellen

O.t.t. (Present)

• bestelde
• bestelde
• bestelde
• bestelde
• bestelden
• bestelden
• bestelden

O.v.t. (Past)

• zal bestellen
• zult bestellen
• zal bestellen
• zult bestellen
• zult bestellen
• zullen bestellen
• zullen bestellen

O.t.t.t. (Future)

• had besteld
• had besteld
• had besteld
• had besteld
• hadden besteld
• hadden besteld
• hadden besteld

O.v.t.t. (Condicional)

• heb besteld
• hebt besteld
• heeft besteld
• hebt besteld
• hebben besteld
• hebben besteld
• hebben besteld

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal besteld hebben
• zult besteld hebben
• zal besteld hebben
• zult besteld hebben
• zult besteld hebben
• zullen besteld hebben
• zullen besteld hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou besteld hebben
• zou besteld hebben
• zou besteld hebben
• zou besteld hebben
• zouden besteld hebben
• zouden besteld hebben
• zouden besteld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden besteld
•  

O.v.t. (Past)

• worden besteld
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen besteld worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden besteld worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn besteld
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was besteld
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen besteld zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden besteld zijn
•