NL.png bespoedigen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bespoedigen

O.t.t. (Present)

  • bespoedigde
  • bespoedigde
  • bespoedigde
  • bespoedigde
  • bespoedigden
  • bespoedigden
  • bespoedigden
 

O.v.t. (Past)

  • zal bespoedigen
  • zult bespoedigen
  • zal bespoedigen
  • zult bespoedigen
  • zult bespoedigen
  • zullen bespoedigen
  • zullen bespoedigen

O.t.t.t. (Future)

  • had bespoedigd
  • had bespoedigd
  • had bespoedigd
  • had bespoedigd
  • hadden bespoedigd
  • hadden bespoedigd
  • hadden bespoedigd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bespoedigd
  • hebt bespoedigd
  • heeft bespoedigd
  • hebt bespoedigd
  • hebben bespoedigd
  • hebben bespoedigd
  • hebben bespoedigd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bespoedigd hebben
  • zult bespoedigd hebben
  • zal bespoedigd hebben
  • zult bespoedigd hebben
  • zult bespoedigd hebben
  • zullen bespoedigd hebben
  • zullen bespoedigd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bespoedigd hebben
  • zou bespoedigd hebben
  • zou bespoedigd hebben
  • zou bespoedigd hebben
  • zouden bespoedigd hebben
  • zouden bespoedigd hebben
  • zouden bespoedigd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bespoedigd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bespoedigd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bespoedigd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bespoedigd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bespoedigd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bespoedigd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bespoedigd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bespoedigd zijn
  •