NL.png bespatten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bespatten

O.t.t. (Present)

  • bespatte
  • bespatte
  • bespatte
  • bespatte
  • bespatten
  • bespatten
  • bespatten
 

O.v.t. (Past)

  • zal bespatten
  • zult bespatten
  • zal bespatten
  • zult bespatten
  • zult bespatten
  • zullen bespatten
  • zullen bespatten

O.t.t.t. (Future)

  • had bespat
  • had bespat
  • had bespat
  • had bespat
  • hadden bespat
  • hadden bespat
  • hadden bespat
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bespat
  • hebt bespat
  • heeft bespat
  • hebt bespat
  • hebben bespat
  • hebben bespat
  • hebben bespat

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bespat hebben
  • zult bespat hebben
  • zal bespat hebben
  • zult bespat hebben
  • zult bespat hebben
  • zullen bespat hebben
  • zullen bespat hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bespat hebben
  • zou bespat hebben
  • zou bespat hebben
  • zou bespat hebben
  • zouden bespat hebben
  • zouden bespat hebben
  • zouden bespat hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bespat
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bespat
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bespat worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bespat worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bespat
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bespat
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bespat zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bespat zijn
  •