NL.png belichten

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • belichten

O.t.t. (Present)

  • belichtte
  • belichtte
  • belichtte
  • belichtte
  • belichtten
  • belichtten
  • belichtten
 

O.v.t. (Past)

  • zal belichten
  • zult belichten
  • zal belichten
  • zult belichten
  • zult belichten
  • zullen belichten
  • zullen belichten

O.t.t.t. (Future)

  • had belicht
  • had belicht
  • had belicht
  • had belicht
  • hadden belicht
  • hadden belicht
  • hadden belicht
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb belicht
  • hebt belicht
  • heeft belicht
  • hebt belicht
  • hebben belicht
  • hebben belicht
  • hebben belicht

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal belicht hebben
  • zult belicht hebben
  • zal belicht hebben
  • zult belicht hebben
  • zult belicht hebben
  • zullen belicht hebben
  • zullen belicht hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou belicht hebben
  • zou belicht hebben
  • zou belicht hebben
  • zou belicht hebben
  • zouden belicht hebben
  • zouden belicht hebben
  • zouden belicht hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden belicht
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden belicht
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen belicht worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden belicht worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn belicht
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was belicht
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen belicht zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden belicht zijn
  •