NL.png bekijken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bekijken

O.t.t. (Present)

  • bekeek
  • bekeek
  • bekeek
  • bekeek
  • bekeken
  • bekeken
  • bekeken
 

O.v.t. (Past)

  • zal bekijken
  • zult bekijken
  • zal bekijken
  • zult bekijken
  • zult bekijken
  • zullen bekijken
  • zullen bekijken

O.t.t.t. (Future)

  • had bekeken
  • had bekeken
  • had bekeken
  • had bekeken
  • hadden bekeken
  • hadden bekeken
  • hadden bekeken
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bekeken
  • hebt bekeken
  • heeft bekeken
  • hebt bekeken
  • hebben bekeken
  • hebben bekeken
  • hebben bekeken

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bekeken hebben
  • zult bekeken hebben
  • zal bekeken hebben
  • zult bekeken hebben
  • zult bekeken hebben
  • zullen bekeken hebben
  • zullen bekeken hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bekeken hebben
  • zou bekeken hebben
  • zou bekeken hebben
  • zou bekeken hebben
  • zouden bekeken hebben
  • zouden bekeken hebben
  • zouden bekeken hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bekeken
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bekeken
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bekeken worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bekeken worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bekeken
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bekeken
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bekeken zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bekeken zijn
  •