NL.png bekeren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • bekeren

O.t.t. (Present)

  • bekeerde
  • bekeerde
  • bekeerde
  • bekeerde
  • bekeerden
  • bekeerden
  • bekeerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal bekeren
  • zult bekeren
  • zal bekeren
  • zult bekeren
  • zult bekeren
  • zullen bekeren
  • zullen bekeren

O.t.t.t. (Future)

  • had bekeerd
  • had bekeerd
  • had bekeerd
  • had bekeerd
  • hadden bekeerd
  • hadden bekeerd
  • hadden bekeerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb bekeerd
  • hebt bekeerd
  • heeft bekeerd
  • hebt bekeerd
  • hebben bekeerd
  • hebben bekeerd
  • hebben bekeerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal bekeerd hebben
  • zult bekeerd hebben
  • zal bekeerd hebben
  • zult bekeerd hebben
  • zult bekeerd hebben
  • zullen bekeerd hebben
  • zullen bekeerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou bekeerd hebben
  • zou bekeerd hebben
  • zou bekeerd hebben
  • zou bekeerd hebben
  • zouden bekeerd hebben
  • zouden bekeerd hebben
  • zouden bekeerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden bekeerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden bekeerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen bekeerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden bekeerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn bekeerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was bekeerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen bekeerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden bekeerd zijn
  •