INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• begiftigen

O.t.t. (Present)

• begiftigde
• begiftigde
• begiftigde
• begiftigde
• begiftigden
• begiftigden
• begiftigden

O.v.t. (Past)

• zal begiftigen
• zult begiftigen
• zal begiftigen
• zult begiftigen
• zult begiftigen
• zullen begiftigen
• zullen begiftigen

O.t.t.t. (Future)

• had begiftigd
• had begiftigd
• had begiftigd
• had begiftigd
• hadden begiftigd
• hadden begiftigd
• hadden begiftigd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb begiftigd
• hebt begiftigd
• heeft begiftigd
• hebt begiftigd
• hebben begiftigd
• hebben begiftigd
• hebben begiftigd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal begiftigd hebben
• zult begiftigd hebben
• zal begiftigd hebben
• zult begiftigd hebben
• zult begiftigd hebben
• zullen begiftigd hebben
• zullen begiftigd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou begiftigd hebben
• zou begiftigd hebben
• zou begiftigd hebben
• zou begiftigd hebben
• zouden begiftigd hebben
• zouden begiftigd hebben
• zouden begiftigd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• worden begiftigd
•  

O.v.t. (Past)

• worden begiftigd
•  

O.t.t.t. (Future)

• zullen begiftigd worden
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• zouden begiftigd worden
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• zijn begiftigd
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• was begiftigd
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zullen begiftigd zijn
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zouden begiftigd zijn
•