INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- woog af
- woog af
- woog af
- woog af
- wogen af
- wogen af
- wogen af
O.v.t. (Past)
- zal afwegen
- zult afwegen
- zal afwegen
- zult afwegen
- zult afwegen
- zullen afwegen
- zullen afwegen
O.t.t.t. (Future)
- had afgewogen
- had afgewogen
- had afgewogen
- had afgewogen
- hadden afgewogen
- hadden afgewogen
- hadden afgewogen
O.v.t.t. (Condicional)
- heb afgewogen
- hebt afgewogen
- heeft afgewogen
- hebt afgewogen
- hebben afgewogen
- hebben afgewogen
- hebben afgewogen
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal afgewogen hebben
- zult afgewogen hebben
- zal afgewogen hebben
- zult afgewogen hebben
- zult afgewogen hebben
- zullen afgewogen hebben
- zullen afgewogen hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou afgewogen hebben
- zou afgewogen hebben
- zou afgewogen hebben
- zou afgewogen hebben
- zouden afgewogen hebben
- zouden afgewogen hebben
- zouden afgewogen hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)