NL.png monsteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • monsteren

O.t.t. (Present)

  • monsterde
  • monsterde
  • monsterde
  • monsterde
  • monsterden
  • monsterden
  • monsterden
 

O.v.t. (Past)

  • zal monsteren
  • zult monsteren
  • zal monsteren
  • zult monsteren
  • zult monsteren
  • zullen monsteren
  • zullen monsteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gemonsterd
  • had gemonsterd
  • had gemonsterd
  • had gemonsterd
  • hadden gemonsterd
  • hadden gemonsterd
  • hadden gemonsterd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemonsterd
  • hebt gemonsterd
  • heeft gemonsterd
  • hebt gemonsterd
  • hebben gemonsterd
  • hebben gemonsterd
  • hebben gemonsterd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemonsterd hebben
  • zult gemonsterd hebben
  • zal gemonsterd hebben
  • zult gemonsterd hebben
  • zult gemonsterd hebben
  • zullen gemonsterd hebben
  • zullen gemonsterd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemonsterd hebben
  • zou gemonsterd hebben
  • zou gemonsterd hebben
  • zou gemonsterd hebben
  • zouden gemonsterd hebben
  • zouden gemonsterd hebben
  • zouden gemonsterd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemonsterd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemonsterd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemonsterd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemonsterd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemonsterd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemonsterd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemonsterd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemonsterd zijn
  •