NL.png molesteren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • molesteren

O.t.t. (Present)

  • molesteerde
  • molesteerde
  • molesteerde
  • molesteerde
  • molesteerden
  • molesteerden
  • molesteerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal molesteren
  • zult molesteren
  • zal molesteren
  • zult molesteren
  • zult molesteren
  • zullen molesteren
  • zullen molesteren

O.t.t.t. (Future)

  • had gemolesteerd
  • had gemolesteerd
  • had gemolesteerd
  • had gemolesteerd
  • hadden gemolesteerd
  • hadden gemolesteerd
  • hadden gemolesteerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemolesteerd
  • hebt gemolesteerd
  • heeft gemolesteerd
  • hebt gemolesteerd
  • hebben gemolesteerd
  • hebben gemolesteerd
  • hebben gemolesteerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemolesteerd hebben
  • zult gemolesteerd hebben
  • zal gemolesteerd hebben
  • zult gemolesteerd hebben
  • zult gemolesteerd hebben
  • zullen gemolesteerd hebben
  • zullen gemolesteerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemolesteerd hebben
  • zou gemolesteerd hebben
  • zou gemolesteerd hebben
  • zou gemolesteerd hebben
  • zouden gemolesteerd hebben
  • zouden gemolesteerd hebben
  • zouden gemolesteerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemolesteerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemolesteerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemolesteerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemolesteerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemolesteerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemolesteerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemolesteerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemolesteerd zijn
  •