NL.png modderen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • modderen

O.t.t. (Present)

  • modderde
  • modderde
  • modderde
  • modderde
  • modderden
  • modderden
  • modderden
 

O.v.t. (Past)

  • zal modderen
  • zult modderen
  • zal modderen
  • zult modderen
  • zult modderen
  • zullen modderen
  • zullen modderen

O.t.t.t. (Future)

  • had gemodderd
  • had gemodderd
  • had gemodderd
  • had gemodderd
  • hadden gemodderd
  • hadden gemodderd
  • hadden gemodderd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemodderd
  • hebt gemodderd
  • heeft gemodderd
  • hebt gemodderd
  • hebben gemodderd
  • hebben gemodderd
  • hebben gemodderd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemodderd hebben
  • zult gemodderd hebben
  • zal gemodderd hebben
  • zult gemodderd hebben
  • zult gemodderd hebben
  • zullen gemodderd hebben
  • zullen gemodderd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemodderd hebben
  • zou gemodderd hebben
  • zou gemodderd hebben
  • zou gemodderd hebben
  • zouden gemodderd hebben
  • zouden gemodderd hebben
  • zouden gemodderd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemodderd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemodderd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemodderd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemodderd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemodderd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemodderd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemodderd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemodderd zijn
  •