NL.png misvormen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • misvormen

O.t.t. (Present)

  • misvormde
  • misvormde
  • misvormde
  • misvormde
  • misvormden
  • misvormden
  • misvormden
 

O.v.t. (Past)

  • zal misvormen
  • zult misvormen
  • zal misvormen
  • zult misvormen
  • zult misvormen
  • zullen misvormen
  • zullen misvormen

O.t.t.t. (Future)

  • had misvormd
  • had misvormd
  • had misvormd
  • had misvormd
  • hadden misvormd
  • hadden misvormd
  • hadden misvormd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb misvormd
  • hebt misvormd
  • heeft misvormd
  • hebt misvormd
  • hebben misvormd
  • hebben misvormd
  • hebben misvormd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal misvormd hebben
  • zult misvormd hebben
  • zal misvormd hebben
  • zult misvormd hebben
  • zult misvormd hebben
  • zullen misvormd hebben
  • zullen misvormd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou misvormd hebben
  • zou misvormd hebben
  • zou misvormd hebben
  • zou misvormd hebben
  • zouden misvormd hebben
  • zouden misvormd hebben
  • zouden misvormd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden misvormd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden misvormd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen misvormd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden misvormd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn misvormd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was misvormd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen misvormd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden misvormd zijn
  •