INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

• missioneren

O.t.t. (Present)

• missioneerde
• missioneerde
• missioneerde
• missioneerde
• missioneerden
• missioneerden
• missioneerden

O.v.t. (Past)

• zal missioneren
• zult missioneren
• zal missioneren
• zult missioneren
• zult missioneren
• zullen missioneren
• zullen missioneren

O.t.t.t. (Future)

• had gemissioneerd
• had gemissioneerd
• had gemissioneerd
• had gemissioneerd
• hadden gemissioneerd
• hadden gemissioneerd
• hadden gemissioneerd

O.v.t.t. (Condicional)

• heb gemissioneerd
• hebt gemissioneerd
• heeft gemissioneerd
• hebt gemissioneerd
• hebben gemissioneerd
• hebben gemissioneerd
• hebben gemissioneerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

• zal gemissioneerd hebben
• zult gemissioneerd hebben
• zal gemissioneerd hebben
• zult gemissioneerd hebben
• zult gemissioneerd hebben
• zullen gemissioneerd hebben
• zullen gemissioneerd hebben

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• zou gemissioneerd hebben
• zou gemissioneerd hebben
• zou gemissioneerd hebben
• zou gemissioneerd hebben
• zouden gemissioneerd hebben
• zouden gemissioneerd hebben
• zouden gemissioneerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

• *
•  

O.v.t. (Past)

• *
•  

O.t.t.t. (Future)

• *
•  

O.v.t.t. (Condicional)

• *
•  

V.t.t. (Present Perfect)

• *
•  

V.v.t. (Past Perfect)

• *
•  

V.t.t.t. (Future Perfect)

• *
•  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

• *
•