NL.png mikken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • mikken

O.t.t. (Present)

  • mikte
  • mikte
  • mikte
  • mikte
  • mikten
  • mikten
  • mikten
 

O.v.t. (Past)

  • zal mikken
  • zult mikken
  • zal mikken
  • zult mikken
  • zult mikken
  • zullen mikken
  • zullen mikken

O.t.t.t. (Future)

  • had gemikt
  • had gemikt
  • had gemikt
  • had gemikt
  • hadden gemikt
  • hadden gemikt
  • hadden gemikt
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemikt
  • hebt gemikt
  • heeft gemikt
  • hebt gemikt
  • hebben gemikt
  • hebben gemikt
  • hebben gemikt

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemikt hebben
  • zult gemikt hebben
  • zal gemikt hebben
  • zult gemikt hebben
  • zult gemikt hebben
  • zullen gemikt hebben
  • zullen gemikt hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemikt hebben
  • zou gemikt hebben
  • zou gemikt hebben
  • zou gemikt hebben
  • zouden gemikt hebben
  • zouden gemikt hebben
  • zouden gemikt hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemikt
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemikt
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemikt worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemikt worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemikt
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemikt
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemikt zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemikt zijn
  •