NL.png mevrouwen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • mevrouwen

O.t.t. (Present)

  • mevrouwde
  • mevrouwde
  • mevrouwde
  • mevrouwde
  • mevrouwden
  • mevrouwden
  • mevrouwden
 

O.v.t. (Past)

  • zal mevrouwen
  • zult mevrouwen
  • zal mevrouwen
  • zult mevrouwen
  • zult mevrouwen
  • zullen mevrouwen
  • zullen mevrouwen

O.t.t.t. (Future)

  • had gemevrouwd
  • had gemevrouwd
  • had gemevrouwd
  • had gemevrouwd
  • hadden gemevrouwd
  • hadden gemevrouwd
  • hadden gemevrouwd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemevrouwd
  • hebt gemevrouwd
  • heeft gemevrouwd
  • hebt gemevrouwd
  • hebben gemevrouwd
  • hebben gemevrouwd
  • hebben gemevrouwd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemevrouwd hebben
  • zult gemevrouwd hebben
  • zal gemevrouwd hebben
  • zult gemevrouwd hebben
  • zult gemevrouwd hebben
  • zullen gemevrouwd hebben
  • zullen gemevrouwd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemevrouwd hebben
  • zou gemevrouwd hebben
  • zou gemevrouwd hebben
  • zou gemevrouwd hebben
  • zouden gemevrouwd hebben
  • zouden gemevrouwd hebben
  • zouden gemevrouwd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemevrouwd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemevrouwd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemevrouwd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemevrouwd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemevrouwd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemevrouwd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemevrouwd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemevrouwd zijn
  •