INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- meriteerde
- meriteerde
- meriteerde
- meriteerde
- meriteerden
- meriteerden
- meriteerden
O.v.t. (Past)
- zal meriteren
- zult meriteren
- zal meriteren
- zult meriteren
- zult meriteren
- zullen meriteren
- zullen meriteren
O.t.t.t. (Future)
- had gemeriteerd
- had gemeriteerd
- had gemeriteerd
- had gemeriteerd
- hadden gemeriteerd
- hadden gemeriteerd
- hadden gemeriteerd
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gemeriteerd
- hebt gemeriteerd
- heeft gemeriteerd
- hebt gemeriteerd
- hebben gemeriteerd
- hebben gemeriteerd
- hebben gemeriteerd
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gemeriteerd hebben
- zult gemeriteerd hebben
- zal gemeriteerd hebben
- zult gemeriteerd hebben
- zult gemeriteerd hebben
- zullen gemeriteerd hebben
- zullen gemeriteerd hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gemeriteerd hebben
- zou gemeriteerd hebben
- zou gemeriteerd hebben
- zou gemeriteerd hebben
- zouden gemeriteerd hebben
- zouden gemeriteerd hebben
- zouden gemeriteerd hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
O.t.t.t. (Future)
- zullen gemeriteerd worden
-
O.v.t.t. (Condicional)
- zouden gemeriteerd worden
-
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)