NL.png mengen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • mengen

O.t.t. (Present)

  • mengde
  • mengde
  • mengde
  • mengde
  • mengden
  • mengden
  • mengden
 

O.v.t. (Past)

  • zal mengen
  • zult mengen
  • zal mengen
  • zult mengen
  • zult mengen
  • zullen mengen
  • zullen mengen

O.t.t.t. (Future)

  • had gemengd
  • had gemengd
  • had gemengd
  • had gemengd
  • hadden gemengd
  • hadden gemengd
  • hadden gemengd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemengd
  • hebt gemengd
  • heeft gemengd
  • hebt gemengd
  • hebben gemengd
  • hebben gemengd
  • hebben gemengd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemengd hebben
  • zult gemengd hebben
  • zal gemengd hebben
  • zult gemengd hebben
  • zult gemengd hebben
  • zullen gemengd hebben
  • zullen gemengd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemengd hebben
  • zou gemengd hebben
  • zou gemengd hebben
  • zou gemengd hebben
  • zouden gemengd hebben
  • zouden gemengd hebben
  • zouden gemengd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemengd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemengd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemengd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemengd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemengd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemengd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemengd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemengd zijn
  •