NL.png melken

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • melken

O.t.t. (Present)

  • molk
  • molk
  • molkte
  • molk
  • molkten
  • molkten
  • molkten
 

O.v.t. (Past)

  • zal melken
  • zult melken
  • zal melken
  • zult melken
  • zult melken
  • zullen melken
  • zullen melken

O.t.t.t. (Future)

  • had gemolken
  • had gemolken
  • had gemolken
  • had gemolken
  • hadden gemolken
  • hadden gemolken
  • hadden gemolken
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemolken
  • hebt gemolken
  • heeft gemolken
  • hebt gemolken
  • hebben gemolken
  • hebben gemolken
  • hebben gemolken

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemolken hebben
  • zult gemolken hebben
  • zal gemolken hebben
  • zult gemolken hebben
  • zult gemolken hebben
  • zullen gemolken hebben
  • zullen gemolken hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemolken hebben
  • zou gemolken hebben
  • zou gemolken hebben
  • zou gemolken hebben
  • zouden gemolken hebben
  • zouden gemolken hebben
  • zouden gemolken hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemolken
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemolken
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemolken worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemolken worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemolken
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemolken
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemolken zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemolken zijn
  •