NL.png mediatiseren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • mediatiseren

O.t.t. (Present)

  • mediatiseerde
  • mediatiseerde
  • mediatiseerde
  • mediatiseerde
  • mediatiseerden
  • mediatiseerden
  • mediatiseerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal mediatiseren
  • zult mediatiseren
  • zal mediatiseren
  • zult mediatiseren
  • zult mediatiseren
  • zullen mediatiseren
  • zullen mediatiseren

O.t.t.t. (Future)

  • had gemediatiseerd
  • had gemediatiseerd
  • had gemediatiseerd
  • had gemediatiseerd
  • hadden gemediatiseerd
  • hadden gemediatiseerd
  • hadden gemediatiseerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemediatiseerd
  • hebt gemediatiseerd
  • heeft gemediatiseerd
  • hebt gemediatiseerd
  • hebben gemediatiseerd
  • hebben gemediatiseerd
  • hebben gemediatiseerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemediatiseerd hebben
  • zult gemediatiseerd hebben
  • zal gemediatiseerd hebben
  • zult gemediatiseerd hebben
  • zult gemediatiseerd hebben
  • zullen gemediatiseerd hebben
  • zullen gemediatiseerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemediatiseerd hebben
  • zou gemediatiseerd hebben
  • zou gemediatiseerd hebben
  • zou gemediatiseerd hebben
  • zouden gemediatiseerd hebben
  • zouden gemediatiseerd hebben
  • zouden gemediatiseerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemediatiseerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemediatiseerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemediatiseerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemediatiseerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemediatiseerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemediatiseerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemediatiseerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemediatiseerd zijn
  •