INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- mangelde
- mangelde
- mangelde
- mangelde
- mangelden
- mangelden
- mangelden
O.v.t. (Past)
- zal mangelen
- zult mangelen
- zal mangelen
- zult mangelen
- zult mangelen
- zullen mangelen
- zullen mangelen
O.t.t.t. (Future)
- had gemangeld
- had gemangeld
- had gemangeld
- had gemangeld
- hadden gemangeld
- hadden gemangeld
- hadden gemangeld
O.v.t.t. (Condicional)
- heb gemangeld
- hebt gemangeld
- heeft gemangeld
- hebt gemangeld
- hebben gemangeld
- hebben gemangeld
- hebben gemangeld
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal gemangeld hebben
- zult gemangeld hebben
- zal gemangeld hebben
- zult gemangeld hebben
- zult gemangeld hebben
- zullen gemangeld hebben
- zullen gemangeld hebben
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou gemangeld hebben
- zou gemangeld hebben
- zou gemangeld hebben
- zou gemangeld hebben
- zouden gemangeld hebben
- zouden gemangeld hebben
- zouden gemangeld hebben
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)