NL.png makelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • makelen

O.t.t. (Present)

  • makelde
  • makelde
  • makelde
  • makelde
  • makelden
  • makelden
  • makelden
 

O.v.t. (Past)

  • zal makelen
  • zult makelen
  • zal makelen
  • zult makelen
  • zult makelen
  • zullen makelen
  • zullen makelen

O.t.t.t. (Future)

  • had gemakeld
  • had gemakeld
  • had gemakeld
  • had gemakeld
  • hadden gemakeld
  • hadden gemakeld
  • hadden gemakeld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemakeld
  • hebt gemakeld
  • heeft gemakeld
  • hebt gemakeld
  • hebben gemakeld
  • hebben gemakeld
  • hebben gemakeld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemakeld hebben
  • zult gemakeld hebben
  • zal gemakeld hebben
  • zult gemakeld hebben
  • zult gemakeld hebben
  • zullen gemakeld hebben
  • zullen gemakeld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemakeld hebben
  • zou gemakeld hebben
  • zou gemakeld hebben
  • zou gemakeld hebben
  • zouden gemakeld hebben
  • zouden gemakeld hebben
  • zouden gemakeld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemakeld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemakeld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemakeld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemakeld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemakeld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemakeld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemakeld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemakeld zijn
  •