NL.png machineren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • machineren

O.t.t. (Present)

  • machineerde
  • machineerde
  • machineerde
  • machineerde
  • machineerden
  • machineerden
  • machineerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal machineren
  • zult machineren
  • zal machineren
  • zult machineren
  • zult machineren
  • zullen machineren
  • zullen machineren

O.t.t.t. (Future)

  • had gemachineerd
  • had gemachineerd
  • had gemachineerd
  • had gemachineerd
  • hadden gemachineerd
  • hadden gemachineerd
  • hadden gemachineerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gemachineerd
  • hebt gemachineerd
  • heeft gemachineerd
  • hebt gemachineerd
  • hebben gemachineerd
  • hebben gemachineerd
  • hebben gemachineerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gemachineerd hebben
  • zult gemachineerd hebben
  • zal gemachineerd hebben
  • zult gemachineerd hebben
  • zult gemachineerd hebben
  • zullen gemachineerd hebben
  • zullen gemachineerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gemachineerd hebben
  • zou gemachineerd hebben
  • zou gemachineerd hebben
  • zou gemachineerd hebben
  • zouden gemachineerd hebben
  • zouden gemachineerd hebben
  • zouden gemachineerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gemachineerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gemachineerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gemachineerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gemachineerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gemachineerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gemachineerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gemachineerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gemachineerd zijn
  •