NL.png lustreren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • lustreren

O.t.t. (Present)

  • lustreerde
  • lustreerde
  • lustreerde
  • lustreerde
  • lustreerden
  • lustreerden
  • lustreerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal lustreren
  • zult lustreren
  • zal lustreren
  • zult lustreren
  • zult lustreren
  • zullen lustreren
  • zullen lustreren

O.t.t.t. (Future)

  • had gelustreerd
  • had gelustreerd
  • had gelustreerd
  • had gelustreerd
  • hadden gelustreerd
  • hadden gelustreerd
  • hadden gelustreerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gelustreerd
  • hebt gelustreerd
  • heeft gelustreerd
  • hebt gelustreerd
  • hebben gelustreerd
  • hebben gelustreerd
  • hebben gelustreerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gelustreerd hebben
  • zult gelustreerd hebben
  • zal gelustreerd hebben
  • zult gelustreerd hebben
  • zult gelustreerd hebben
  • zullen gelustreerd hebben
  • zullen gelustreerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gelustreerd hebben
  • zou gelustreerd hebben
  • zou gelustreerd hebben
  • zou gelustreerd hebben
  • zouden gelustreerd hebben
  • zouden gelustreerd hebben
  • zouden gelustreerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gelustreerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gelustreerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gelustreerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gelustreerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gelustreerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gelustreerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gelustreerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gelustreerd zijn
  •