NL.png lozen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • lozen

O.t.t. (Present)

  • loosde
  • loosde
  • loosde
  • loosde
  • loosden
  • loosden
  • loosden
 

O.v.t. (Past)

  • zal lozen
  • zult lozen
  • zal lozen
  • zult lozen
  • zult lozen
  • zullen lozen
  • zullen lozen

O.t.t.t. (Future)

  • had geloosd
  • had geloosd
  • had geloosd
  • had geloosd
  • hadden geloosd
  • hadden geloosd
  • hadden geloosd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geloosd
  • hebt geloosd
  • heeft geloosd
  • hebt geloosd
  • hebben geloosd
  • hebben geloosd
  • hebben geloosd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geloosd hebben
  • zult geloosd hebben
  • zal geloosd hebben
  • zult geloosd hebben
  • zult geloosd hebben
  • zullen geloosd hebben
  • zullen geloosd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geloosd hebben
  • zou geloosd hebben
  • zou geloosd hebben
  • zou geloosd hebben
  • zouden geloosd hebben
  • zouden geloosd hebben
  • zouden geloosd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geloosd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geloosd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geloosd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geloosd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geloosd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geloosd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geloosd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geloosd zijn
  •