NL.png looien

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • looien

O.t.t. (Present)

  • looide
  • looide
  • looide
  • looide
  • looiden
  • looiden
  • looiden
 

O.v.t. (Past)

  • zal looien
  • zult looien
  • zal looien
  • zult looien
  • zult looien
  • zullen looien
  • zullen looien

O.t.t.t. (Future)

  • had gelooid
  • had gelooid
  • had gelooid
  • had gelooid
  • hadden gelooid
  • hadden gelooid
  • hadden gelooid
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gelooid
  • hebt gelooid
  • heeft gelooid
  • hebt gelooid
  • hebben gelooid
  • hebben gelooid
  • hebben gelooid

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gelooid hebben
  • zult gelooid hebben
  • zal gelooid hebben
  • zult gelooid hebben
  • zult gelooid hebben
  • zullen gelooid hebben
  • zullen gelooid hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gelooid hebben
  • zou gelooid hebben
  • zou gelooid hebben
  • zou gelooid hebben
  • zouden gelooid hebben
  • zouden gelooid hebben
  • zouden gelooid hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gelooid
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gelooid
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gelooid worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gelooid worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gelooid
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gelooid
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gelooid zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gelooid zijn
  •